Geschiedenis in vogelvlucht van het nobele spel 'Biljarten'. |
bron: Mike Shamos |
Het biljartspel kent een lange en rijke geschiedenis. Het spel werd gespeeld
door koningen en burgerlui, presidenten, zwakbegaafden, dames, heren, en
oplichters evenwel. Het spel is ontstaan in Noord Europa, waarschijnlijk
Frankrijk, in de 15e eeuw en werd aanvankelijk als een veldsport gespeeld. Het spel werd origineel gespeeld met twee ballen op een tafel met 6 gaten
(pockets) met een poortje en een rechtopgeplaatst blokje (de koning) welke
als doel funGeerte. In de 18e eeuw verdwenen de poortjes en de koning
geleidelijk uit het spel, en bleven enkel de ballen en gaten nog over. De
meeste informatie over het vroegere biljartspel is afkomstig uit
"wedstrijd"-verslagen door spelers van adelijke afkomst. Maar het is
overduidelijk dat het spel van begin af aan ook door de gewone burger werd
gespeeld. In 1600 was biljarten bekend genoeg om genoemd te worden in
Shakespeare's "Anthony and Cleopatra".
De keu werd ontwikkeld aan het einde van de 17e eeuw. Als een bal (te) dicht
bij de rand kwam te liggen, was het zeer moeilijk om met wat toen de
voorkant was (een lepelvorm) te schuiven. In zo'n geval werd de stok
omgedraaid en werd er met het dunne achtereinde (de cueue wat zoveel als
staart betekent) gestoten. Dit gebruik was lange tijd alleen aan de
mannelijke spelers voorbehouden, aangezien men bang was dat de dames met het
scherpe(re) uiteinde van de cue waarschijnlijk het laken zouden openrijten. Tafels hadden in het begin platte verticale randen om er voor te zorgen
dat de ballen niet van de tafel zouden rollen. Al gauw ontdekten spelers dat
de ballen door de randen weerkaatst konden worden en men begon er zelfs
gericht op te spelen en ziedaar; het ontstaan van "bandstoten".
Na 1800 werd in Engeland het materiaal meer en meer verbeterd, mede dankzij
natuurlijk door de industriële revolutie. Krijt werd geintroduceerd om de
wrijving tussen de bal en keu te vergroten, zelfs al voordat de eerste keu
(in 1823) met een leertje (de pomerans) werd uitgerust, waarmee de speler
een bal van zij-effect kon voorzien. In 1829 kwamen de eerste tweedelige
keu's op de markt. Rond 1835 werd leisteen populair als ondergrond. Nadat de
industrie het in 1839 voor elkaar kreeg om rubber te vulcaniseren, werden in
1845 de eerste rubberen banden voor de biljarttafel geintroduceerd. Rond het
jaar 1850 was de biljarttafel zover doorontwikkeld en verworden tot de vorm
die we nu nog steeds gebruiken. Het van ± 1770 tot 1920 meest gespeelde spel in Engeland was English
Billiards, en werd met 3 ballen en 6 gaten (pockets) gespeeld op een lange
rechthoekige tafel. De 2 op 1 verhouding tussen lengte en breedte werd
standaard in de 18e eeuw. Daarvoor was de tafel aan geen afmeting gebonden. Kijk ook eens
op de site van Filip Marijns, en dan met name op zijn pagina met
biljartgeschiedenis. Leuke tekst vergezeld van aardige afbeeldingen! |
De uitvinder van de pomerans |
bron: Biljart Totaal dec. '97 |
23 December 1997 was het 150 jaar geleden dat François Mingaut overleed.
De Fransman, geboren op 4 januari 1771 in het Zuid-Franse Le Cailar, in de
buurt van Nimes, wordt in het algemeen aangezien als de uitvinder van de
pomerans, het onontbeerlijke stukje leder aan het uiteinde van de keu. |